Goudhaantje
Naast het buxusheggetje ligt een vogeltje. Minuscuul. Morsdood. Ik stop het beestje voorzichtig in een plastic zakje en loop ermee naar binnen, waar thuiswerkende echtgenoot B. z’n toetsenbord in tweeën aan het tikken is. “Kijk dan, wat zielig, een baby-koolmees.” B kijkt even op van z’n beeldscherm, werpt een kennersblik en serveert me af. “Dat is geen baby-koolmees, dat is een goudhaantje.” Ik bestudeer het in plastic verpakte vogellijkje enigszins beteuterd. Vind je eens iets bijzonders op ornithologisch gebied, heeft het zich reeds bij het hemelse vogelkoor gevoegd. Had ik toch eer mee in kunnen leggen bij de jaarlijkse tuinvogeltelling. Ik ben reeds twee keer gemaand door een zekere Jeanet van de Vogelbescherming om toch vooral mee te doen aan dit vogelfestijn. Hoewel ik als tiener zeker rituele zelfmoord van schaamte zou hebben overwogen als ik toen had geweten dat ik werkelijk plezier zou krijgen in zoiets bedaagds als vogeltjes kijken, overweeg ik mee te doen. Mischien. Wellicht. En aangezien zo’n Jeanet met geen mogelijkheid kan achterhalen wanneer het goudhaantje zich te pletter vloog, telt het kadavertje mee. Zo. Het wordt natuurlijk wel een volledig geanonimiseerde telling, want het moet wel een beetje in lijn blijven met de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Voor je het weet gaat iemand er met de BSN-nummertjes van het vogelvolk vandoor. En worden er telefoonabonnementen met dure I-phones afgesloten op naam van Repelsteeltje, ons roodborstje. Repelsteeltje (ik mag Reepje zeggen) is een ambitieus vogeltje. Een dappere grondscharrelaar met ambitie, die fladderend als een kolibri de voedersilo bestormt en het schoteltje met voer dat ik voor haar gerief heb opgehangen met dedain bekijkt. Alsof je een volwassene potjes Olvarit voorzet. Te makkelijk. Beetje de Michelle Obama van onze tuin: “Where they go low, we go high”. Ze laat zich wel gemakkelijk wegbonjouren door de kool- en pimpelmezen, wat vrij bazige typjes zijn. En dan hebben we Timmerfrans, de grote bonte specht, die zich verre houdt van de oorlogjes die rond de voedertafel worden uigevochten door de ‘hooligans’, een setje plunderende kauwen, Mrs. T. de ekster en haar gevolg en de imposante kraaien van Cosa Nostra.
Bovenin de appelboom zit een lijster. Het is niet onze Lammert, die vorig jaar zo hartverscheurend mooi zat te fluiten, zich niet bewust van het feit dat hij zo letterlijk ‘gefundenes Fressen’ was voor een overvliegende buizerd. Nee, deze is nieuw en zit onbekommerd te fluiten, zich noch bewust van het gewoel beneden, noch van het gevaar van boven. Ik denk dat hij Hugo heet. Maar of Jeanet van de tuinvogeltelling hier iets mee kan?