
Hannekemaaiers in de polder van Eemnes
Ondanks de beperkingen van Covid-19 zien we dat er veel mensen op uit trekken. Niet alleen in het weekend zie je veel wandelaars maar ook door de week kom je wandelend door je eigen gemeente veel mensen tegen.
Zeker wanneer het zonnetje schijnt zie je veel mensen in de polder. Op de Vaartsteeg is het voor Eemnesser begrippen soms zelfs een beetje druk. Het is heerlijk om daar te lopen, zo langs de Vaart die ruim 400 jaar gelden is gegraven, richting de sluis door, een groene oase van natuur en rust en waar altijd wel iets te zien is.
De polder, de reden van het ontstaan van Eemnes, is in ca. 800 jaar ontgonnen en bewerkt naar de situatie van nu.
In de huidige tijd gebeurt dit bewerken veelal machinaal. Van handwerk is nog nauwelijks sprake. Hoe anders was dat in vroeger jaren? Hoe werd er bijvoorbeeld gehooid in deze oneindig grote polder?
Volgens het gemeentearchief uit 1811 waren er ruim 200 jaar geleden in de periode van 1 juni tot in augustus zo’n 100 ‘vreemde’ werklieden in Eemnes werkzaam. Zij kwamen uit de omgeving van Deventer, Osnabrück, Münster en Kleef. De meeste van deze landarbeiders kwamen hier om te helpen met hooien. Veel van hen waren jonge mannen uit Duitsland. Het Duitse woord voor jongemannen ‘Buben’ werd verbasterd tot ‘Poepen’, de naam waarmee ze werden aangeduid, naast die van ‘Hannekemaaiers’. De laatste naam is afgeleid van Johannes, afgekort tot Hannes en wordt teruggevoerd op het feit dat deze seizoenarbeiders meestal van Sint Johannesdag (Sint Jan op 24 juni) in Nederland aan het werk waren.
De zeis die ze als werktuig meebrachten werd door henzelf een ‘graszwade’ genoemd. Een zwade of zwad is hier ook nu nog een bekende naam voor een strook gemaaid gras.
Hannekemaaiers trokken meestal na Pinksteren van huis weg voorzien van proviand voor één tot twee weken. Dit bestond meestal uit ‘pompernikkel’ (roggebrood), hardgekookte eieren, worst, spek en rauwe ham. Dit werd tezamen met wat kleding in een blauwe linnen zak gedaan. Daarbij werd de strekel (strijkstok om de zeis te scherpen) niet vergeten. De zeis in een paar oude sokken gewikkeld, de kromme pijp in de mond en een paar stevige stappers aan de voeten, zo liep de boerenknecht grote afstanden om naar de hooilanden in Noord-Holland en Utrecht te gaan. In de oudste tijden verplaatste men zich lopend, per boot en later per spoorweg.
Het gebied tussen Eemnes-Bunschoten-Hoogland-Westbroek bracht meer dan 25% van de hele hooioogst in de provincie Utrecht op. In het jaar 1815 bracht Eemnes maar liefst 9 miljoen pond hooi op! Er viel hier dus wel genoeg te maaien.
De arbeiders probeerden zich meestal te verhuren aan de boer waar ze het vorige jaar hadden gewerkt. In later jaren, toen de Duitsers door de politieke situatie minder gemakkelijk konden komen, werden ze door Nederlandse boerenknechten vervangen. Van hen kwamen er veel uit de omgeving Putten-Nijkerk maar ook wel bij Deventer vandaan.
Er mocht pas vanaf Sint Jan (24 juni) worden gemaaid. In één week tijd werd -bij goed weer- vaak de hele voorraad hooi binnen gehaald. Bij het maaien ging de voormaaier voorop met schuin daarachter de tweede man, voorts de derde man enzovoort. Met de zeis werd het gras op het zwad gebracht en na het drogen met een houten hark gekeerd en op zwelen gebracht. Bij minder mooi weer maakte men ook wel ‘keuen’ (kleine hopen hooi). Nadat het hooi op oppers (grote hopen) was gebracht werd het op wagens geladen, meestal getrokken door paarden en vervoerd naar de hooibergen . Soms werd de laatste wagen met hooi feestelijk versierd met een vlag en kinderen op de wagen naar de boerderij gebracht. Daar wachtte voor de maaiers als beloning het ‘hooivet’. Op de deel of in de huiskamer werd wittebrood met ham en chocolademelk of een borrel genuttigd.
De regel was dat het hooi voor Sint Jacob (25 juli) binnen moest zijn. En wat deden de maaiers toen de hooibouw klaar was? Zij trokken verder door het land om elders koren te maaien en andere werkzaamheden te doen om -na een verblijf van ruim een half jaar op verschillende plaatsen in ons land- in november weer huiswaarts te keren.
Bijgevoegd FOTO
Onder de foto vermelden s.v.p.
Jan en Tijmen Roodhart aan het maaien in de polder (1935)